Nieuwe uitspraken
-
KC 2025/019
Klager klaagt dat er vanwege personeelstekort verkorte dagprogramma’s zijn. De directie erkent dit en compenseert de verkorte dagprogramma’s met € 5,- per week voor iedere week waarin het wettelijk minimum per dag één of meerdere keren niet is gehaald. Conform artikel 22 Bjj geldt een wettelijk minimum per week van 77 uur en een wettelijk minimum per dag van 8,5 uur. De beklagcommissie stelt vast dat in de periode waar klager over klaagt de dagnorm, maar ook de weeknorm niet is gehaald. De vraag die in deze uitspraak centraal is gesteld is of klager naast compensatie voor het niet halen van de dagnorm recht heeft op meer compensatie in het geval dat de weeknorm (ook) niet is gehaald. De beklagcommissie verwijst in dit kader naar haar eerdere uitspraak onder kenmerk KC 2021/045 en constateert dat de verkorting van het programma bijna vier jaar later nog steeds van toepassing is. Er is dan ook sprake van een structurele tekortkoming en de beklagcommissie ziet hierin aanleiding om zowel de schending van de dag- als van de weeknorm mee te wegen bij het bepalen van de compensatie. Zij wijkt hiermee gemotiveerd af van de uitspraken die de RSJ tot op heden in dit kader heeft gedaan. De beklagcommissie verklaart het beklag gegrond en kent een tegemoetkoming toe van € 5,- per week, zijnde € 35,-. De beklagcommissie roept de RSJ op om ten aanzien van compensatie bij het schenden van de weeknorm een duidelijk kader te stellen dat landelijk kan worden gebruikt en roept de RJJI op om actief aan alle jongeren conform deze uitspraak op soortgelijke wijze te compenseren.
-
KC 2025/020
Klager klaagt dat er geen geschikte bezoekruimte is om omgang met zijn kind te hebben. Er is geen familiekamer in de kliniek beschikbaar, daarom vindt het bezoek van klagers zoon plaats in een andere ruimte zoals de dramaruimte of de bibliotheek. De verpleegde heeft op grond van artikel 37 lid 1 Bvt het recht om ten minste gedurende een uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen. In hoofdstuk 7 van de Huisregels Oostvaarderskliniek staat genoteerd dat bezoek van minderjarigen alleen mag plaatsvinden in de familiekamer. De beklagcommissie stelt vast dat ondanks het feit dat de Huisregels dit voorschrijven, niet is voorzien in een familiekamer. Door het gebrek aan een familiekamer wordt klager beperkt in zijn mogelijkheid om bezoek te ontvangen. Een bibliotheek of dramaruimte is niet op dezelfde wijze ingericht als een familiekamer en kan zodoende niet voldoen aan de pedagogische vereisten die worden gesteld. De klacht van klager is dan ook gegrond. De beklagcommissie kent een tegemoetkoming toe van €50,-.
-
KC 2025/014
Klager beklaagt zich erover dat hij zijn studie via de LOI niet kan voortzetten omdat de website van LOI is verwijderd van de landelijke whitelist. Volgens klager is dit niet alleen een algemene regel, maar ook een individuele beslissing van de directeur om voor hem geen uitzondering te maken of alternatief te bieden. De beklagrechter erkent de vervelende situatie voor klager en waardeert zijn constructieve houding. Toch oordeelt de rechter dat de klacht in wezen is gericht tegen een algemene regel, die voor alle gedetineerden geldt. En dat deze regel niet strijdig is met hogere wet- en regelgeving. Er blijkt bovendien niet dat klager een concreet, gemotiveerd verzoek tot uitzondering heeft ingediend, noch dat de directie zo’n verzoek heeft afgewezen. De beklagrechter verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht. De RSJ heeft het beroep ongegrond verklaard.
-
KC 2025/017
Klager onderging in twaalf dagen tijd vier urinecontroles die allemaal negatief waren, er is geen reden om aan te nemen dat deze frequentie noodzakelijk was in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Te meer gelet op het feit dat de urine van klager in drie aaneengesloten dagen driemaal is gecontroleerd. Het "vrolijk gedrag" van klager werd onterecht als signaal voor middelengebruik geïnterpreteerd, terwijl zijn signaleringsplan juist positief gedrag met middelenvrij zijn associeert. Ook op 2 november was er geen concreet vermoeden tegen klager, terwijl zijn eerdere negatieve uitslag al bekend was. Aangezien klager sinds januari 2024 geen positieve urinecontrole had, had dit bij de beoordeling moeten worden meegewogen. Daarom verklaart de commissie de klacht materieel gegrond en kent een tegemoetkoming van €15,- toe. Voor de urinecontrole van 11 november is formeel vastgesteld dat klager niet is geïnformeerd over de reden, wat in strijd is met vaste rechtspraak; hiervoor wordt aanvullend €7,50 toegekend.
-
KC 2025/015
Klager beklaagt zich over een ernstige inbreuk op zijn privacy door de kliniek. Op 28 juli 2024 plaatste het personeel, in opdracht van de directrice, heimelijk een smartphone voor zijn kamerdeur om geluidsopnamen te maken van gesprekken die hij voerde. Volgens de kliniek werd dit gedaan nadat er signalen waren ontvangen dat klager had gezegd dat er een bom in de kliniek lag, wat onrust veroorzaakte. De directrice vond separatie op dat moment te ingrijpend en besloot tot observatie via een telefoon, omdat er geen personeel beschikbaar was. Klager ontdekte het toestel, haalde het zijn kamer binnen en vond geluidsopnamen waarop hij en zijn buurman te horen waren. Hij voelde zich vernederd en onveilig. Zijn raadsvrouw benadrukt dat dit handelen geen wettelijke grondslag heeft en dat de kliniek andere middelen had kunnen inzetten. De kliniek stelt daarentegen dat het ging om een gerechtvaardigde, tijdelijke maatregel in het belang van de orde en veiligheid. De beklagcommissie oordeelt dat er geen sprake is van een inbreuk op klagers privacy gelet op de bijzondere omstandigheden die er spelen. Klager heeft de gesprekken uit de privésfeer gehaald door ze te voeren over een openbare gang. Het beklag wordt ongegrond verklaard.
-
KC 2025/016
Vanwege structurele personeelstekorten in JJI Lelystad zijn vanaf eind april 2024 de dagprogramma’s van alle groepen ingekort, waaronder ook de groep waar klager verblijft. Per week werd niet minimaal 77 uren, maar minimaal 73 uren dagprogramma aan klager en zijn groepsgenoten aangeboden. De inrichting beroept zich hiervoor op een brief van de Minister van 22 april 2024 en de beslisnota van 2 februari 2023. De beklagcommissie stelt vast dat er geen wettelijke basis is voor de door de Minister genomen aanvullende maatregelen, waaronder het alternatieve dagprogramma. Ook is expliciet vermeld dat invoering van het alternatieve dagprogramma zonder wettelijke basis in de Bjj financiële gevolgen zal meebrengen, omdat de jongeren gecompenseerd moeten worden. Naar het oordeel van de beklagcommissie had de inrichting zich dus moeten houden aan de formele wet (artikel 22 Bjj) en de daarin opgenomen minimum urennorm. De klacht wordt gegrond verklaard, onder toekenning van een tegemoetkoming van € 220,-. Deze compensatie betreft geen tegemoetkoming per uur, maar ziet vooral op het langdurig schenden van de wettelijke norm.
-
KC 2025/008
De voorzitter van de beklagcommissie is van oordeel dat klager misbruik heeft gemaakt van zijn recht om beklag in te dienen. In 2024 heeft klager herhaaldelijk klachten ingediend, vaak zonder onderbouwing of zonder directeursbeslissing, waardoor deze niet-ontvankelijk werden verklaard. Klager weigert systematisch overleg met functionarissen van de inrichting en heeft een eerder voorstel tot minnelijke schikking afgewezen. Algemeen bestuursrechtelijke jurisprudentie stelt dat herhaald beroep op overheidsfaciliteiten niet per se misbruik van recht oplevert, tenzij er bijkomende omstandigheden zijn. Wel kan het aantal malen dat een bepaald recht of een bepaalde bevoegdheid wordt aangewend, in combinatie met andere omstandigheden, bijdragen aan de conclusie dat misbruik van recht heeft plaatsgevonden. Daarbij is aansluiting gezocht bij artikel 13, gelezen in verbinding met artikel 15, van Boek 3 BW. Ingevolge deze artikelen kan de bevoegdheid om beroep in te stellen niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. De voorzitter past dit beginsel naar analogie toe en concludeert dat klager doelbewust het klachtenproces verstoort. Klager weigert bovendien pertinent zijn klachten in het Engels in te dienen, terwijl hij deze taal in voldoende mate beheerst. Dit bevestigt zijn obstructieve houding. De voorzitter oordeelt dat klager kennelijk onredelijk gebruik heeft gemaakt van het beklagrecht. De voorzitter verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klachten.
-
KC 2025/013
De klacht betreft het al maanden niet kunnen bestellen van bepaalde verzorgingsartikelen. Ook zijn niet standaard alle formaten tampons op de afdeling aanwezig en bestaat er geen mogelijkheid tot bezoek aan een vrouwelijke kapper. Omdat het gaat om een (vermeende) structurele tekortkoming, wordt klaagster ontvangen in haar klacht. De beklagcommissie is van oordeel dat de directeur er zorg voor dient te dragen dat op de afdelingen waar vrouwelijke gedetineerden verblijven voldoende tampons beschikbaar zijn en dat er ook een keuzemogelijkheid is bij een dergelijk noodzakelijk hygiëneartikel. Maandverband en verschillende soorten tampons dienen voorhanden te zijn op de afdeling, direct beschikbaar voor de betreffende vrouwelijke gedetineerde. Een kapper van hetzelfde geslacht is geen vereiste. De beklagcommissie gaat ervan uit dat klaagster zich onder verantwoordelijkheid van de directeur langere tijd niet optimaal heeft kunnen verzorgen. De klacht wordt gegrond verklaard en er wordt een tegemoetkoming toegekend van 30 euro.
-
KC 2025/009
Klager is het niet eens met de aan hem opgelegde disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, wegens het weigeren van een MPC en het vertonen van dreigend gedrag. Volgens klager heeft hij altijd een contra-indicatie gehad voor plaatsing MPC en toen hij dat aangaf werd hij uit het niets hardhandig gefixeerd en afgevoerd. De directie geeft aan dat klager niet meewerkte met de plaatsing op een MPC. Tijdens het gesprek hierover maakte hij een dreigende beweging en hierop is hij met gepast geweld naar de grond gebracht. Er is geen contra-indicatie voor klager vastgesteld en ook in het selectievoorstel staat dat klager geschikt is voor MPC. De beklagcommissie oordeelt dat het niet aanzeggen van het verslag in strijd is met de wet, waardoor het beklag om die reden gegrond is. De beklagcommissie oordeelt verder dat de vijf dagen voor het weigeren van de MPC redelijk waren, maar de overige vijf dagen voor het dreigende gedrag van klager onvoldoende gemotiveerd zijn. Omdat klager na zijn overplaatsing naar een EPC het restant van de straf niet heeft uitgeze-ten, heeft hij geen nadeel ondervonden. De beklagcommissie kent klager een tegemoetkoming van €7,50 toe voor het niet aanzeggen van het schriftelijk verslag.
-
KC 2025/012
Klager is het niet eens met de verlening van de toezichtsmaatregelen vanwege klagers GVM-status. Volgens klager moet de belangenafweging toetsbaar en kenbaar zijn en is het enkele feit dat er een GRIP-rapportage is niet voldoende. Daarnaast stelt klager dat er geen sprake is van horen, nu de directie komt zeggen dat de maatregelen worden verlengd en de beslissing dus al is genomen. De dreiging is latent, maar zolang er geen incidenten zijn moet er steeds strenger worden getoetst. De directie geeft aan zich te baseren op een nieuw GRIP-rapport van 5 maart 2024, waarin nog steeds sprake is van een latente dreiging. Zij maakt ook elke keer opnieuw een belangenafweging. Daarnaast probeert de directie altijd te kijken naar wat er kan veranderen. De beklagcommissie oordeelt dat de verlenging van de toezichtmaatregelen gerechtvaardigd is. De directeur baseerde zich op actuele GRIP-informatie van 5 maart 2024, waarin nog steeds sprake is van een latente dreiging. Klager is vooraf gehoord en de directeur heeft een eigen belangenafweging gemaakt, waarbij het veiligheidsbelang zwaarder woog dan klagers belang. Omdat aan alle voorwaarden is voldaan wordt de beslissing als zorgvuldig beschouwd en het beklag ongegrond verklaard.